GELOOFT IEDEREEN IN DE DRIE-EENHEID?

door Anthony Buzzard


Vertaling van dit artikel. A. Buzzard schreef een boek over de triniteitsleer

“Het is een ondeugdelijke Bijbelse uitleg, al zou het vroom zijn, - dat de triniteit ontleend is aan een meervoudsvorm van God” (“God”, Encyclopedia of Religion and Ethics).

“Enkel één, de Vader, kan absoluut als “de enige ware God” worden gedefinieerd. Jeshua kan niet tegelijkertijd hiertoe gerekend worden (die ook in 1 Joh. 5:20 niet de ware God is…). Jeshua werkt, in eenheid met de Vader als een gevolmachtigde (Jh. 10:30), en is Gods representant.” (Jh. 14:9, 10). (Professor H.A.W.  Meyer, Commentary on the New Testament. Het citaat komt van zijn commentaar op Jh. 17:3).

Het is gebruikelijk onder Bijbelstudenten om Jeshua als God te zien en om vast te houden dat de triniteitsleer - van drie onderling gezamenlijke eeuwige personen in Eén God - het keurmerk van het ware geloof is. Veel erkende Bijbelleraren denken echter dat Jeshua in de Schrift níet God wordt genoemd, zoals in de triniteit. Voorname Bijbelexperts, van vroeger en nu, houden vast dat de doctrine van een Drie-enige God nergens in de Schrift geleerd wordt.

Een recente en veel gevolgde discussie binnen het christendom stelt dat de doctrine van de Drie-eenheid “zonder twijfel een van de meest moeilijke Bijbeldoctrines is om te begrijpen” (Ron Rhodes, The Heart of Christianity, Harvest House, 1996, p. 50). Marcus 13:32, waarin Jeshua, de zoon van God, onwetendheid over de tijd van zijn terugkomst tentoon spreid, is een van de meest onthutsende verzen voor trinitariërs. Hoe kan Jeshua God zijn als hij niet alwetend is? Waarom zou de Vader van Jeshua een openbaring aan zijn opgestane en verheerlijkte zoon moeten geven als Jeshua alles wist (Op. 1:1)? Kunnen trinitariërs de juiste antwoorden bieden op deze vragen?

Er betaat geen Bijbeltekst waarin Jeshua ooit zei dat hij God was. In Marcus 10:18 maakte hij onderscheid tussen zichzelf en God, waarbij de laatste alleen absoluut goed wordt genoemd. Als Jeshua God is, waarom zette hij dan zijn Vader apart als de Enige die absoluut goed is?

De juiste manier om te onderzoeken Wie het Opperwezen is in de Bijbel is om te beginnen bij de Tenach, dat drie vierde van de Bijbel uitmaakt. Dit waren de Schriften waar Jeshua mee opgevoed was. Eén erg eenvoudig feit krijgt niet de aandacht die het verdient: De Tenach beschrijft God meer dan 11.000 keer met enkelvoudige voornaamwoorden. Enkelvoudige voornaamwoorden vertellen ons dat God een individu is, die enig Individu is: iemand die ‘alleen bestaat’.

Wat nu als je een boek oppakte waarin de vader van een familie duizenden keren door de enkelvoudige voornaamwoorden “ik”, “mij” en “hij” omschreven werd? Als diezelfde vader dan zou zeggen. “Laten we op vakantie gaan”, zou je daaruit meteen opmaken dat de vader eigenlijk meer dan één persoon is? Of zou je denken dat de vader anderen uitnodigde om hem, een enkel individu, te vergezellen in een activiteit?


Laat ons mensen maken

Verbazingwekkend genoeg komen sommige Bijbellezers bij het lezen van Gen. 1:26, waarin men leest dat God zei: ‘Laat ons mensen maken’ gelijk tot de conclusie dat God meer dan één persoon is. Hier is echter geen logische reden voor. De Schrift beschrijft God duizenden keren als “Ik”, “Hij”, “Zijn”, “Mij”. Wanneer God bij zeer zeldzame gelegenheid zegt: “Laat ons..”, dan betekent dit, dat God, die één persoon is, anderen bij Zich betrekt. Hoe kan het dan dat Bijbellezers denkbeelden vormen dat “Laat ons…” betekent: “Laat ons DRIE…”; het vers zegt niets over drie leden van een Godheid.

De behulpzame noot in de NIV Studiebijbel (een Engelse Standaardbijbel) (bij Gen. 1:26) wijst erop dat God zijn engelen op een bepaalde wijze betrok bij de schepping. Wanneer engelen verschijnen, zien ze eruit als mannen (Gen. 18:2). Zowel mens als engel vertoont een gelijkenis met God Zelf. De Word Bible Commentary, (“Van een team internationale geleerden, een toonbeeld van geleerdheid binnen de evangelische gemeente”) zegt:

“Wanneer engelen in de Tenach verschijnen, worden zij frequent omschreven als mannen (Gen. 18:2). En feitelijk suggereert het gebruik van een enkelvoudig werkwoord in vers 27 in feite dat God alleen werkte bij de schepping van de mens. ‘Laat ons mensen maken’ zou daarom beschouwd moeten worden als een goddelijke aankondiging aan de hemelse hofhouding (bestaande uit engelen), waarmee aan de heerscharen van engelen aandacht gevraagd werd aan de totstandkoming van de kroon van de schepping, de mens. Zoals Job 38:4a, 7b zegt: “Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte? (…) terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden?” (verg. Lucas 2:13-14).

Het idee dat Genesis 1:26 ook maar hint op de triniteitsleer is onjuist. Het Word Bible Commentary verklaart correct, “Het in nu algemeen aanvaard dat het gebruik van de meervoudsvorm in Gen. 1:26 voor de schrijver niet betekende dat [God meer dan één Persoon is].”

Echte liefhebbers van de waarheid zullen zich inspannen om hun onderzoek niet te beginnen met de aanname dat de triniteitsleer een ware Bijbelse lering is. Zij zullen ruimdenkend en zonder vooroordeel beginnen naar naar bewijs te zoeken. Is er zulk bewijs in de Tenach?

Velen hebben Gen. 1:26 als enige aanwijzing voor een meervoudigheid van God verworpen. De NIV Studiebijbel, die wijdverbreid verkrijgbaar is, biedt het publiek in vele commentaren de benodigde informatie dat aanwijst dat God zijn aanwezige engelenraad aansprak. Er is geen greintje bewijs voor de triniteitsleer in Gen. 1:26.


JHWH is Eén
Noch is er enig bewijs voor de triniteit in het woord “Een” is de beroemde Joodse geloofsbelijdenis (Deut. 6:4, aangehaald door Jeshua in Mark. 12:28). Deze meest fundamentele belijdenis zegt: “Hoor, Israël: JHWH is onze God; JHWH is één”.

Een zeer misleidend en oneerlijk argument, dat het woord “één” eigenlijk “samengestelde eenheid” betekent, is wijd verspreid geraakt. Natuurlijk zou dit argument, als het geldig zou zijn, ons nog niets over een drie-eenheid vertellen. Maar “één” betekent niet anders dan “één”. “Eén” kan natuurlijk een zelfstandig naamwoord, zoals “groep” of “kudde” bepalen. Maar dan is het het woord “groep” of “kudde” dat de gedachte van meervoudigheid overdraagt, niet het woord “één”. Dit samengestelde-eenheid argument wordt niet gebruikt door geleerden in de Hebreeuwse taal. Men hoeft enkel een Hebreeuws woordenboek te raadplegen om te zien dat niet iets ‘samengesteld’ wordt verstaan gegeven in “één”.

In een lijvig werk over de triniteitsleer (The Trinity, Evidence and Issues), beweert R. Morey dat het Hebreeuwse woord “één” (echad) eigenlijk “meer dan één” betekent. Hij stelt zonder bewijs van een woordenboek dat “één” “samengestelde eenheid” betekent. Morey zoekt wel ondersteuning in de Standard Lexicon of Biblical Hebrew, bij een voetnoot op p. 25. Maar de pagina waar hij beroep op doet bevat geen woord dat ruggensteun biedt aan zijn theorie dat “één” werkelijk “samengestelde eenheid” betekent. Woordenboeken definiëren het woord “één” getrouw als het hoofdtelwoord één. “Echad” is het woord voor “één” wanneer men telt.
Stel je de miscommunicatie eens voor als men “één” werkelijk als “meer-dan-één” zou zien. Prediker 4:9 spreekt erover dat twee beter zijn dan één (echad). Het gebruik van “één” in de zin “Twee zijn beter dan één” betekent niet dat één werkelijk meervoudig is. Het betekent dat twee menselijke wezen die in het huwelijk verbonden zijn één (niet twee) worden. De gedachte van meervoudigheid in het woord “één” wordt helemaal niet gevonden. Het wordt gevonden in de context: mannelijke en vrouwelijke mensen.

De Hebreeuwse woordenboeken vertellen ons terecht dat “één” “alleen bestaand” betekent. Echad wordt zo’n 770 keer gebruikt en bij geen van de keren bestaat er enige twijfel dat het “één” betekent, niet twee of meer.

In de hoofd geloofsbelijdenis van Israël en Jeshua (Deut. 6:4; Mark. 12:28) wordt JHWH beschreven als “één Heer’, in andere woorden “een enig Heer” (of: “een enkel(voudig) Heer”, vert.). Een enig Heer betekent één Persoon, niet drie.


Niet alleen bij 'sektes'
Weerstand tegen de triniteitsleer komt niet alleen uit zogenaamde “sektes”. Dat is een mythe die onder veel gelovigen bestaat. Hoe velen weten wat Sir I. Newton, J. Locke en J. Milton gemeen hebben? Deze grote denkers worden erkend als de meest intelligente Bijbelsstudenten van de zeventiende eeuw. Allen tekenden hevig bezwaar aan de triniteitsleer. Men kan hen niet afdoen als laaggeschoold of bevooroordeeld. Wat zij geloofden en verdedigden in hun geschriften was zeer goed onderbouwd. Alle drie verzetten zich krachtig tegen de triniteitsleer. Net als Thomas Jefferson [Amerikaans president, vert.], die de triniteitsleer zorgvuldig tegen het licht van de Bijbel plaatste. Maar ook vele hedendaagse Bijbelleraren erkennen dat de triniteitsleer een na-Bijbelse ontwikkeling is.

In een van de wreedaardigste episoden van de kerkhistorie gebruikte de hervormer Calvijn de sterke arm van de Katholieke Kerk om de briljante taalkundige, arts en geograaf M. Servetus te verbranden aan een paal. Een ander verbranden omwille van geloofsleer is absoluut verboden door de Bijbel en men vraagt zich dan ook of welke geest zo’n vervolgingsijver drijft bij het vraagstuk Wie God is. (Voor een recent en gedegen verslag van deze afschuwelijke wreedheid die de triniteitsleer moest ophouden, leest men Marian Hillar, The Case of Michael Servetus: The Turning Point in the Struggle for Freedom of Conscience, Edwin Mellen Press, 1997).


Wanneer werd God de Vader van Jeshua?
De triniteitsleer is afhankelijk van een zeer on-Bijbels idee: dat de Zoon “van eeuwigheid verwekt is”. De triniteit beweert dat de zoon van God geen begin had; hij is een eeuwigdurend ongeschapen wezen. Zonder deze kenmerken, kan er geen sprake zijn van een triniteit. Laten we kijken of de Bijbel het idee ondersteunt dat de zoon van God “van eeuwigheid verwekt is”.

Sommige autoriteiten verwachten dat de gelovigen een aanzienlijk deel van desinformatie slikken (nonsens zou een betere omschrijving zijn!). Zij zullen zeggen dat er “een conversatie tussen leden van de Godheid gaande is in Ps. 2 en Ps. 110:1”. Liefhebbers van de waarheid zouden aandachtig en met gebed naar deze passages moeten kijken. Psalm 2:7 doet verslag van de Enige God, Jahweh (JHWH/HERE), die de zoon, Messias toespreekt. De Vader zegt: “Ik heb u HEDEN verwekt”. Verwekken betekent dat men vader van een kind wordt. Nu, betekent het woord ”heden” “van eeuwigheid”? De suggestie doet totale afbreuk aan de bedoeling van Gods openbaring. “Heden” betekent duidelijk het heden. Heden is niet van eeuwigheid. Er is geenszins een basis voor de triniteitsleer in Psalm 2:7. Zonder een zoon die “van eeuwigheid verwekt is” kan er geen triniteit zijn. Psalm 2:7 weerspreekt de triniteit en vertelt ons dat er een tijd was voor de verwekking van de zoon. Lukas 1:35 vertelt ons dat de zoon was verwekt. Het was zo’n tweeduizend jaar geleden in Israël. Toen de “kracht Gods” over Mirjam kwam, kwam de zoon van God in bestaan als de verwekte zoon van God (zie Lukas 1:35, Mt. 1:20, “verwekt”). Er is geen persoon als de “van eeuwigheid verwekte zoon van God” in de Bijbel. Dit is een uitnodiging van na-Bijbelse kerkvaders.


Adonai / Adoni

Er is nog minder sprake van een conversatie tussen leden van de Godheid in Psalm 110:1. In die Psalm spreekt HERE (Voortaan: JHWH) tot “Mijn Here”. De “Here” in kwestie is niet JHWH, maar Adoni (“Mijn Here”). ADONI komt 195 keer voor in de Tenach en alle keren betekent het niet God, maar een mens (of soms engelen) die een machtspositie bekleden. Er is een ander wordt voor God – ADONAI – wat refereert aan God, alle 449 dat het voorkomt. ADONAI en ADONI laten ons het Bijbels onderscheid zien tussen God en mens. De Messias wordt in Psalm 110:1 aangesproken met een menselijke, en niet een Goddelijke titel. Daarom schreef Sha’ul (Paulus): “… dat er geen God is dan Eén” (1Kor: 8:4). “Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de MENS Christus Jezus” (I Tim. 2:5). Jeshua is de “Messias, de Here” (Lc. 2;11; Mt. 16:16) en niet de “HERE God” (Adonai JHWH).

Autoriteiten die beweren dat de tweede “Heer” in Psalm 110:1 ADONAI (God) is, kunnen of geen Hebreeuws lezen of zij hebben de feiten niet zorgvuldig gecontroleerd. R. Thodes schrijft in zijn “Reasoning from the Scriptures with Jehovah’s Witnesses, p. 162 zegt: “Vraag de Jehova’s Getuigen of zij weten dat hetzelfde woord voor “Heer” (adonai) in Psalm 110:1 voor Jeshua ook vaak voor de Vader gebruikt wordt in de Schrift…?” Maar dit argument loopt mis op hen, want het woord in Psalm 110 is niet Adonai. De Messias is de zoon van God, niet God Zelf. Het is adoni, wat nooit een referentie is aan de Godheid en altijd (195 maal) refereert het aan iemand die niet God is. De Messias is de zoon van God, niet God Zelf. De Messias is de perfecte middelaar van God, die de woorden Gods spreekt als God zijn representant. Jeshua stierf, maar God kan niet sterven (heeft alleen onsterfelijkheid, I Tim. 6:16). Daarom kan Jeshua niet God zijn.

Er is ook zeker geen sprake van een triniteit in Jesaja 48:15, 16. Merk op de interpunctie in de NIV Bijbel: “Ik [JHWH God], Ik heb gesproken, ja, Ik heb hem geroepen [De Messias, Gods middelaar]; Ik [JHWH] heb hem [de Messias] doen komen en hij [De Messias] zal voorspoed hebben op zijn weg. Nadert tot Mij [JHWH God], hoort dit: Van de aanvang af heb Ik niet in het verborgene gesproken; ten tijde dat het geschiedt, ben Ik daar.

Merk zorgvuldig op dat de NIV eindigt met aanhalingstekens op dat punt. Een nieuwe spreker zegt dan: “En nu heeft de Here JHWH mij met zijn Geest gezonden:” De Messias wordt hier voorgesteld als zijnde gezonden door de JHWH (God).  Het overgrote merendeel van de trinitarische geleerden zou deze passage nooit aanvoeren als bewijs voor de triniteit.


Het bewijs van gevestigde autoriteiten
De volgende getuigen van enkele gevestigde autoriteiten van naam tonen dat de bewering dat Jeshua God is, en dat de Bijbel een trinitarische Godheid leert, meer een oefening in propaganda is dan een daadwerkelijk feit. Hoewel veel populair christendom doorgaat met het hardvochtig behandelen van niet-trinitariërs, kunnen de laatste zich vertroost weten in de overdenkingen van verstandiger en helderder geesten uit zowel evangelische als andere stromingen. De volgende verklaringen komen voor in de geschriften van voorname Bijbelexperts:

“Omdat de triniteit zo’n belangrijk deel uitmaakt van de latere Christelijke doctrine, is het frappant dat het begrip niet voorkomt in het Nieuwe Testament (voortaan: de Apostolische geschriften). Evenzo is het ontwikkelde concept van de drie partners van de Godheid die later in geloofsbelijdenissen gevonden werd niet terug te vinden binnen de Schrift” (Oxford Companion to the Bible, ed. Bruce Metzger, OUP, 1993, p. 782).

“Het woord triniteit komt niet voor in de Bijbel… Het vond geen officiële plaats in de kerktheologie tot in de vierde eeuw” (Illustrated Bible Dictionary, Intervarsity Press, Tyndale House Publishers, 1980, part 3, p. 1).

“De triniteit is niet direct of onmiddellijk het Woord van God " (New Catholic Encyclopedia, 1967, Vol. XIV, p. 304).

"In de Schrift is er geen enkel begrip waarmee de Drie Goddelijke Personen samen worden aangeduid. Het woord “trias” (waarvan het Latijnse “trinitas een vertaling is) wordt als eerst gevonden in Theophilus van Antiochië rond 180 G.J. ... Kort daarna komt het in zijn Latijnse vorm voor in ‘trinitas’ bij Tertullianus" (The Catholic Encyclopedia, 1912, Vol. 15, p. 47).

"Overhaaste conclusies kunnen niet getrokken worden uit het gebruik, want [Tertullian] past de woorden [welke later aan de triniteitsleer werd toegepast] toe aan de triniteitsleer" (Michael O’Carroll, Trinitas: A Theological Encyclopedia of the Holy Trinity, 1987, p. 208).


Komt de triniteit voor in de Tenach?
“Theologen zijn heden in overeenstemming dat de Hebreeuwse Bijbel geen triniteitsleer bevat” (The Encyclopedia of Religion, ed. Mircea Eliade, Macmillan Publishing Company, 1987, Vol. 15, p. 54).

“De triniteitsleer wordt niet geleerd in de Tenach” (New Catholic Encyclopedia, 1967, Vol. XIV, p. 306).

“De Tenach vertelt ons niks expliciet over een drie-enige God die bestaat uit Vader, Zoon en Heilige geest… Men kan het er ook niet uit afleiden.  Er is geen bewijs dat enig geïnsprireerde schrijver ook maar het bestaan van een [triniteit] binnen de Godheid vermoedde… Ook maar het zien van suggesties of voorafschaduwingen in de Tenach, of “bedekte tekenen” van een Drie-eenheid van personen, gaat verder dan de woorden en bedoelingen van de geïnsprireerde schrijvers” (Edmund J. Fortman, The Triune God, Baker Book House, 1972, pp. xv, 8, 9).

“Er bestaat geen breuk tussen de Tenach en de Apostolische geschriften. De monotheïstische traditie wordt voortgezet. Jeshua was een Jood, getraind door Joodse ouders in de Schrift (Tenach). Zijn lering was door en door Joods; een nieuw evangelie inderdaad, maar geen nieuwe theologie. En hij accepteerde de belangrijke tekst van het monotheïsme als zijn eigen geloof: Hoor, Israël: JHWH is onze God; JHWH is één” (L.L. Paine, A Critical History of the Evolution of Trinitarianism, Houghton Mifflin and Co., 1900, p. 4).

“De Tenach kan zeker niet gebruikt worden als autoriteit voor het bestaan van onderscheidingen binnen de Godheid. Het gebruik van ‘ons’ door de goddelijke spreker (Gen. 1:26, 3:32, 11:7) is merkwaardig, maar dit slaat wellicht op de andere wezens die Hem omringden en waarvan Hij zich bewust was. Deze wezens waren van een verhevener orde dan de mens (Jes. 6:8)" (A.B. Davidson, "God," Hastings Dictionary of the Bible, Vol. II, p. 205).

"Vanaf Philo hebben Joodse commentatoren over het algemeen geloofd dat de meervoudsvorm [Gen. 1:26, Laat ons mensen maken....’] gebruikt is omdat God zijn hemelse hofhouding aansprak (verg. Jes. 6:8). [Dit is ook de eerdere verklaring van de NIV Study Bible]. Vanaf de brief van Barnabas aan Justinus de Martelaar, die de meervoudsvorm als een referentie aan Messias zag, hebben Christenen dit vers traditioneel gezien als een voorafschaduwing van de triniteit. Het wordt nu algemeen toegegeven dat de schrijver met de meervoudsvorm niet op Messias doelde” (Gordon Wenham, Word Commentary on Genesis, p. 27).

De fout van Justinus de Martelaar (tweede eeuw) had verwoestende effecten. Door voor te stellen dat de zoon van God, in plaats van de “logos” pre-existeerde [voorbestaan had], creëerde Justinus het probleem van twee goddelijke wezens (God en de zoon), wat uiteindelijk leidde tot de triniteitsleer. Deze nieuw uitgevonden doctrine werd in de officiële geloofsbelijdenissen opgenomen in 325 en 451 van de G.J. Maar dit was meer dan 300 jaar na de totstandkoming van de Apostolische geschriften.


Bestaat de triniteit in de Apostolische geschriften?
“Bij geen één apostel zou het opgekomen zijn dat er drie goddelijke personen zijn” (Emil Brunner, Christian Doctrine of God, Dogmatics, Vol. 1, p. 226).

"Theologen zijn het erover eens dat ook het N.T. geen expliciete triniteitsleer bevat” (Encyclopedia of Religion, Vol. 15, p. 54).

“Noch het woord triniteit, noch de expliciete leer komt voor in het Nieuwe Testament” (The New Encyclopedia Britannica, 1985, Vol. 11, p. 928).

"Wat betreft het Nieuwe Testament: men vind er geen werkelijke leer over de drie-eenheid " (Bernard Lohse, A Short History of Christian Doctrine, Philadelphia: Fortress Press, 1966, p. 38).

"Het Nieuwe Testament bevat niet de ontwikkelde triniteitsleer " (The New International Dictionary of New Testament Theology, ed. Colin Brown, Zondervan, 1976, Vol. 2, p. 84).

"De Bijbel bevat niet de duidelijke verklaring dat de Vader, Zoon en Heilige geest van dezelfde essentie deel uitmaakt” (Karl Barth, cited in the New International Dictionary of New Testament Theology, above).

"Jezus Christus merkte nooit zulk een verschijnsel op, en het woord triniteit komt nergens in het Nieuwe Testament voor. Het idee was enkel overgenomen door de Kerk, driehonderd jaar na de dood van onze Heer”. (Arthur Weigall, The Paganism in our Christianity, G.P. Putnam and Sons, 1928, p. 198).

"Het oorspronkelijke Christendom had geen expliciete leer over de drie-eenheid zoals later uitgewerkt werd in onze geloofsbelijdenissen" (New International Dictionary of New Testament Theology, Vol. 2, p. 84).

"De vroege Christenen dachten echter in het begin niet eens aan het toepassen van de triniteitgedachte [zoals die bestaat in heidense geloven, vert.] aan hun eigen geloof. Zij uitte hun devotie aan God, de Vader en aan Jeshua, de zoon van God, en zij erkenden de Heilige geest (lett.: “Adem van de Heilige, vert.); maar er bestond geen gedachte over een drie-enige God, één in wezen” (Arthur Weigall, The Paganism in Our Christianity, p. 197).

"In het begin was het Christelijk geloof niet-trinitarisch … Dit was het niet in de apostolische en subapostolische tijd, zoals het Nieuwe Testament en de vroeg Christelijke geschriften vermelden“(Encyclopedia of Religion and Ethics, ed. James Hastings, 1922, Vol. 12, p. 461).

"Het vierde-eeuwse trinitarisme reflecteerde niet accuraat de vroeg Christelijke lering aangaande de natuur van God; het was, in tegendeel, een afwijking van zijn lering”(The Encyclopedia Americana, p. 1956, p. 2941).

"Het Nieuwe Testament heeft geen flauw besef van de lering van Chalcedon. Die raad herformuleerde niet alleen - in een andere taal dan de Nieuw Testamentische - , de gegevens over de vorming van Jeshua, maar hervormde ook het concept in het licht van het toenmalige Griekse gedachtegoed. En dat ging veel verder dan de gegevens uit het Nieuwe Testament”.


Impliceert het woord elohim (God) dat er meer dan één persoon in de Godheid is?
"Het fantasievolle idee dat Elohim refereert aan een triniteit van personen in de Godheid vindt nog nauwelijks een volgeling onder geleerden. Het is of wat taalkundigen noemen de meervoudsvorm van majesteit, of het geeft de volheid van goddelijke kracht aan … " (William Smith, A Dictionary of the Bible, ed. Peloubet, MacDonald Pub. Co., 1948, p. 220).

"Elohim moet of verklaard worden als een intensief meervoud, dat grootheid en majesteit aangeeft " (The American Journal of Semitic Language and Literature, 1905, Vol. XXI, p. 208).

"Vroege dogmatici meenden dat de zo essentiële lering van de triniteit niet bekend geweest kan zijn aan de mensen aan wie de Torah was geschonken … Geen moderne theoloog … kan nog langer zo’n standpunt aanhouden. Alleen een inaccurate Bijbeluitleg die de voorname interpretatie negeert kan referenties aan de triniteit zien in de meervoudsvorm van de goddelijke naam Elohim … " (The New Schaff-Herzog Encyclopedia of Religious Knowledge, Vol. 12, p. 18).


Is Jezus God?
Jeshua zei nooit “Ik ben God”. Hij beweerde altijd de Messias te zijn, de zoon van God.

Jeshua is niet God, maat Zijn representant, en als zodanig handelt hij zo compleet in Gods belang, dat hij in Gods plaats in de wereld staat … Het evangelie [Van Johannes] vermeldt duidelijk dat de persoon van God en Jeshua niet begrepen moeten worden als identieke personen, zoals in 14:28, “de Vader is meer dan ik” (Jacob Jervell,Jesus in the Gospel of John, 1984, p. 21).

"Blijkbaar noemde Paulus Jeshua niet God" (Sydney Cave, D.D., Doctrine of the Person of Christ, p. 48).

"Paulus is [in zijn brieven] gewoon onderscheid te maken tussen Messias en God" (C.J. Cadoux, A Pilgrim’s Further Progress, pp. 40, 42).

"Paulus stelt Jeshua nooit met God gelijk" (W.R. Matthews, The Problem of Christ in the 20th Century, Maurice Lectures, 1949, p. 22).

"Paulus geeft aan Messias nergens de naam of beschrijving van God" (Dictionary of the Apostolic Church, Vol. 1, p. 194).

"Karl Rahner [een leidende Rooms-katholieke woordvoerder] wijst erop dat de zoon in het Nieuwe Testament nooit de titel van ‘ho theos’ [de Enige God] krijgt" (A.T. Hanson, Grace and Truth, p. 66).

"Johannes draagt duidelijk bewijs aan dat Jeshua de bewering dat hij God was of Zijn vervanger sterk tegensprak; hij weersprak de bewering dat hij God was" (J.A.T. Robinson, Twelve More New Testament Studies, pp. 175, 176).

"In het leven van Messias na zijn verheerlijking wordt duidelijk dat Jeshua een persoonlijke individualiteit behoudt, net zo apart en afzonderlijk van de persoon van God als in zijn leven op aarde. Naast God en met Hem vergeleken, lijkt hij, inderdaad, als één van de engelen in Gods hemelse hof, maar als Gods zoon is hij in een andere categorie geplaatst, en troont ver boven hen uit" (Bulletin of the John Rylands Library, 1967-68, Vol. 50, p. 258).

"Wat ook gezegd mag worden over zijn leven en zijn dienen als hemelse Messias, dit betekent of impliceert niet dat hij in goddelijke staat op één lijn met God staat en volledig God is. In tegendeel, in het Nieuwe Testament zien wij in zijn hemelse persoon en bediening een figuur die zowel afzonderlijk als onderworpen is aan God” (Ibid., pp. 258, 259).

"Wanneer [Christenen uit de eerste eeuw] Jeshua zulke eerbiedwaardige titels als Messias, Zoon des mensen, Zoon van God en Heer gaven, was dit geen manier om te zeggen dat hij God was, maar dat hij het werk van God deed" (Ibid., p. 250).


Is de Heilige geest een derde persoon?
Het is totaal misleidend om in de Bijbel een derde Persoon, de Heilige geest, te lezen. “De geest van Elia” (Lukas 1:17) is niet een andere persoon dan Elia. Noch is de “Geest van God” een andere persoon dan de Vader. De Heilige Geest is de operationele aanwezigheid van de geest en invloed van God, zowel ook als van Zijn karakter. Het is God die Zich uitstrekt naar Zijn creatie.

"Ook al wordt deze geest vaak op persoonlijke wijze beschreven, het lijkt duidelijk dat de geïnspireerde schrijvers [van de Tenach] nooit geloofden in de Geest als derde persoon of deze overbrachten“ (Edmund Fortman, The Triune God, p. 9).

"De Joden zagen de geest nooit als een persoon; noch is er enig sterk bewijs dat de schrijvers van de Tenach deze visie ophielden. De Heilige geest wordt gewoon gepresenteerd in de Synoptische evangeliën en in Handelingen als een goddelijke kracht of macht " (Edmund Fortman, The Triune God, pp. 6, 15).

"de derde Persoon werd ingebracht op bij een raad in Alexandria in 362 ... en uiteindelijk door de raad van Constantinopel in 381" (A Catholic Dictionary, p. 812).

"[Matt. 28:19] bewijst duidelijk dat er drie subjecten worden genoemd, … maar het bewijst op zichzelf niet dat deze drie behoren tot de goddelijke natuur en gelijke goddelijke eer bezitten" (McClintock and Strong, Cyclopedia of Biblical, Theological and Ecclesiastical Literature, 1987, Vol. X, p. 552).

Merk op dat het onmogelijk is de Heilige geest te zien als een derde goddelijke Persoon sinds de tijd van de totstandkoming van het Nieuwe Testament. Gregorius van N., Bisschop van Constantinopel, schreef in 380 van de G.J.:


Johannes 1:1
"In geen van deze verzen [inclusief Johannes 1:1] wordt theos [God] gebruikt op een manier waarbij Jeshua geïdentificeerd wordt met Hem die elders in de Apostolische geschriften als ‘ho theos,’ wordt beschreven, de Soevereine God … Als de schrijvers van het Nieuwe Testament geloofden dat het essentieel was dat de gelovigen Jeshua als “God” belijdden, is dan het nagenoeg geheel afwezig zijn van deze belijdenis is het Nieuwe Testament verklaarbaar?" (Bulletin of the John Rylands Library, 1967-68, Vol. 50, p. 253).


Het Woord in Johannes 1:1
"Over het “woord” van God in de Tenach [waarop de Apostolische geschriften op voortbouwen] wordt soms gesproken alsof het een objectief bestaan had, en een kracht in zichzelf bezat om zich te verwezenlijken. De “wijsheid” van God in sommige passages is niet meer dan een kenmerk van God, en het is een personificatie van zijn gedachten. In Spreuken 8 is “wijsheid” Gods wereldplan of ontwerp, het duidelijk uitgesproken raamwerk van het universum als een uitgemaakte zaak. De schepping ervan is de eerste beweging van de goddelijke geest naar buiten toe. Nadat het buiten de geest van God is geprojecteerd, wordt het een subject van zijn eigen contemplatie; het is “met God” [vgl. Johannes 1:1, “het woord was bij God”, wat niet betekent dat er een andere persoon bij God was]”(A.B. Davidson, Hastings Bible Dictionary, art. God, Vol. II, p. 205).

Engelse vertalingen van de Bijbel uit het Grieks van voor de King James Version geven het begin van Johannes 1 als volgt weer: “Alle dingen door het [Woord] geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. In het [Woord] was leven …” Op eenzelfde wijze beschrijven een aantal moderne Duitse en Franse [en Nederlandse, vert.] vertalingen het woord “het”, en niet “hem” aan. Daarom bestaat er geen reden om het Woord als een persoon te zien, totdat het belichaamd wordt in Jeshua in Johannes 1:14. Onthoud dat met “Woord” in de Hebreeuwse Bijbel, het fundament van het Nieuwe Testament, nooit een Persoon wordt bedoeld, alle 1455 keren dat het voorkomt. Er is geen indicatie in de Tenach dat de Messias een persoon zou zijn voor zijn ontvangenis. Juist het tegenovergestelde werd geleerd: De Messias zou uitdrukkelijk niet God zijn, maar een uniek, onaanvechtbare profeet zijn, een “profeet als Mozes”, die voort zou komen uit een familie in Israël (zie Deut. 18:15-19; Handelingen 3:22; 7:37).

Vertaling: Chr. Levi Zoutendijk


Return to Articles

Return to Home Page